7 jan 2020

7 jan 2020

Jouw onbewuste brein, de motor van je geest

By:

Category: Algemeen

0 Comment

In dit pamflet geef ik beknopt informatie over de rol van het onbewuste brein bij je functioneren. Deze inzichten maken deel uit van een nieuwe psychotherapie: brain-based cognitive behavior therapy (bb-cbt). Ze combineert inzichten uit moderne neurowetenschappen met technieken uit cognitieve gedragstherapie (cgt). Daarnaast worden ook andere interventies toegepast die aantoonbaar effectief zijn bij de behandeling van psychische klachten: voedingsvoorschriften, beweging, relaxatie- en meditatietechnieken, neurofeedback en biofeedback.

De kennis over de werking van ons brein heeft de afgelopen 25 jaar een grote vlucht genomen. Een belangrijke ontdekking is het gegeven, dat de meest breinactiviteit onbewust plaatsvindt. Jouw brein doet meer, dan jij weet. Daarnaast blijkt, dat je brein niet uitsluitend reactief functioneert, zoals de traditionele leertheorieën stellen. Het anticipeert ook op dingen die staan te gebeuren. Je brein doet voortdurend voorspellingen over de wereld waarin je leeft. Op die manier bouwt het een datapool aan kennis op. Je brein maakt een voorstelling (mentale kaart) van de werkelijkheid, zoals die zou kunnen zijn. De werkelijkheid zélf zullen we nooit kennen; we kennen enkel de voorstelling die ons brein gemaakt heeft. Dit is een belangrijke ontdekking, en ze leidt tot het inzicht dat we niet op de werkelijkheid zelf reageren, maar op de voorstelling ervan in ons brein. Dit inzicht kunnen we kort samenvatten met het ABC van ons gedrag. A staat daarbij voor de werkelijkheid waarin je leeft, B voor de voorstelling die je brein ervan maakt, en C voor je reacties. Deze reacties kunnen we opsplitsen in vier niveaus: wat er op lichamelijk niveau gebeurt (fysiologie), wat er op gevoelsniveau gebeurt (emotie), wat op denkniveau gebeurt (cognitie), en ten slotte wat we doen (motivatie).

A     ———–>   B    —————————>  C

de werkelijkheid         voorstelling in je brein               Consequenties

Dat ons onbewuste brein belangrijk is, werd honderd jaar geleden al beweerd door de Weense psychiater Sigmund Freud (1856-1939). Hij ontdekte dat die onbewuste activiteit niet alleen bestond uit fysiologische processen, maar ook uit onbewuste gedachten, emoties en motieven (de onbewuste geest). Freud stelde dat in ieder van ons een strijd geleverd wordt tussen deze onbewuste geest en het bewustzijn. Hij ontwikkelde deze theorie (de psychoanalyse) in een tijd, dat nog weinig bekend was over de precieze werking van het brein. Inmiddels is duidelijk, dat hij met zijn ideeën over een onbewust brein zijn tijd vooruit was. Modern neurowetenschappelijk onderzoek toont namelijk aan, dat ons bewustzijn slechts toegang heeft tot een beperkt deel van het brein. Ook blijken in ons brein tegenstrijdige krachten actief te zijn: rationele strevingen en irrationele. De irrationele strevingen zijn zeer krachtig, maar in het mensenbrein zit een vermogen tot beheersing. Dat betekent niet, dat we de redelijke wezens zijn, die we denken te zijn. Veel gedragingen (gedachten, gevoelens, handelingen) worden aangestuurd door irrationele neigingen: de instincten en impulsen. Deze onbewuste activiteit wordt gewoonlijk gelokaliseerd in het lagere deel van het brein (hersenstam, limbisch systeem). De rationele en bewuste activiteit wordt aangestuurd vanuit het voorste deel van het brein (prefrontaal cortex). Deze stelt je in staat, om de impulsen van het onbewuste brein af te remmen, en impulsief gedrag te vervangen door doelgericht gedrag.

Figuur 1: Het gelaagde brein
Je brein bestaat uit drie delen: de cortex, het limbisch systeem en de hersenstam. De (frontaal)cortex steltje in staat om je reacties te overdenken, en bij te sturen. Het limbisch systeem speelt een belangrijke rol bij je emotionele reacties. In de hersenstam zitten de overlevingsreacties opgeslagen.

De beheersing van jouw impulsieve reacties maakt deel uit van de vaardigheid die we zelfcontrole noemen. De invloed van het onbewuste brein is daarmee nog niet verdwenen, maar wordt hooguit afgezwakt. Een tweede element van zelfcontrole bestaat uit het vermogen van je brein om doelgerichte actie op te starten. Dit vermogen speelt een belangrijke rol bij de toepassing van psychotherapie.
Sigmund Freud bestudeerde vooral de rol van instincten bij onze onbewuste breinactiviteit. Hij stelde zoals zijn voorganger en inspirator Charles Darwin (1809-1882), dat ons onbewuste brein wordt gemotiveerd door een overlevingsdrang: het behoud van de soort en zelfbehoud. Bijna alles wat we doen, zou hier uiteindelijk op teruggeleid kunnen worden. Dit is dan een wat algemeen principe (Eros) dat aan alle gedrag ten grondslag zou liggen. Hoe het onbewuste brein werkt, en vooral hoe het zich ontwikkelt, is bestudeerd door leerpsychologen. Zij ontdekten twee leerprincipes, die beschrijven hoe het brein onbewust kennis opbouwt. De klassieke conditionering is een vorm van leren, die gebaseerd is op de dierexperimenten van de Russische neurofysioloog Ivan Pavlov. Het is in de leerpsychologie geïntroduceerd door de Amerikaanse psycholoog John Watson (1878- 1958). Wanneer gebeurtenissen gelijktijdig optreden, veronderstelt je brein, dat sprake is van een samenhang tussen hen. Het reageert dan als de honden van Pavlov, die begonnen te kwijlen als een belletje afging . Je onbewuste brein kan gemakkelijk ervaringen aan elkaar koppelen. De hersenkern die daarin een belangrijke rol speelt is de Amygdala (zie figuur 1). Ze speelt een belangrijke rol bij jouw emotionele geheugen. Als je je erg angstig hebt gevoeld tijdens een treinreis, kan je Amygdala de koppeling maken: trein = eng. Klassieke conditionering wordt vaak gebruikt bij de verklaring van angststoornissen. Een tweede leerprincipe is de operante conditionering, en dit is vooral bestudeerd door de Amerikaanse psycholoog Burrhus Skinner (1904-1990). Hij ontdekte, dat het onbewuste brein zich sterk laat leiden door beloningen (reinforcers). Skinner deed onderzoek met dieren (zijn favorieten waren duiven), en hij beschreef hoe hun gedrag wordt beïnvloed door het effect, en dan vooral op de korte termijn. Operante conditionering speelt niet alleen een belangrijke rol bij het gedrag van dieren, maar ook bij dat van mensen. Als gedrag positieve gevolgen heeft, dan neemt de kans toe, dat het wordt herhaald. Als het drinken van een biertje ertoe leidt, dat je minder spanning voelt, leidt die beloning ertoe dat je er nog eentje neemt. Dit leerprincipe kunnen we verklaren door hetgeen bekend is over het beloningssysteem; een neuraal netwerk dat verantwoordelijk is voor genot. Je beloningssysteem speelt een belangrijke rol bij het aanleren van gewoontes. Dit is in belangrijke mate een onbewust proces. Veel dingen doe je niet, omdat je dat wil, je doet ze omdat ze tot snelle beloningen leiden. Je brein kan gemakkelijk worden gegijzeld door de behoefte aan snelle beloningen. Je bent dan eerder geneigd om dingen te doen die goed voelen, dan dingen die goed zijn.
Klassieke en operante conditionering zijn twee belangrijke leerprincipes die een verklaring geven voor de wijze waarop je brein leert. Het leert door te zoeken naar verbanden tussen de zaken waarmee het wordt geconfronteerd, en daar op korte termijn zijn voordeel uit te halen. Je brein redeneert als volgt: dit voelt slecht, dus is het slecht (en moet ik het vermijden), en dit helpt, dus moet ik het vaker doen. En natuurlijk ook het omgekeerde: dit voelt goed, dus is het goed en dit werkt niet, dus stoppen ermee! Jouw onbewuste brein heeft daarmee de pretenties van een beginnende ontdekkingsreiziger of wetenschapper. Het probeert steeds meer van zijn omgeving in kaart te brengen. Bij deze activiteit maakt je brein gebruik van cellen die gespecialiseerd in het vasthouden van informatie: de neuronen. Deze zou je kunnen vergelijken met de bedrading van een complexe telefooncentrale die steeds maar wordt uitgebreid met nieuwe aansluitingen. De neuronen in je brein ontwikkelen zich tot heel complexe netwerken (neurale netwerken), die informatie doorgeven en vasthouden. Het vasthouden van informatie gebeurt, doordat zenuwcellen een connectie met elkaar aangaan. Dit proces is onderzocht door de Canadese neuropsycholoog Donald Hebb (1904-1985), die dit zo mooi omschrijft met neurons that fire together, wire together. Als zenuwcellen gelijktijdig actief zijn (vuren), dan gaan ze een verbinding aan. De informatieverwerking in je brein is het onderzoeksgebied van de cognitieve psychologie. Deze probeert door middel van experimenteel onderzoek vast te tellen, hoe het brein redeneert. De reden daarvoor is simpel; als je weet hoe je brein redeneert, dan begrijp je beter waarom je reageert zoals je reageert. Cognitieve psychologie is inmiddels uitgegroeid tot een gezaghebbende stroming binnen de wetenschappelijke psychologie, en Daniel Kahneman (1934-) geldt als een belangrijke vertegenwoordiger ervan. Samen met zijn collega Amos Tversky (1937- 1996) deed hij talrijke onderzoeken rond het thema besluitvorming, om te achterhalen hoe mensen (of juister gezegd: breinen) denken. Kahneman stelt, dat in je brein twee denkprocessen gelijktijdig plaatsvinden: het snelle en globale denken dat gevoelig is voor foutenbronnen en het tragere, rationele denken dat iets gedetailleerder is. Dit idee sluit aan bij de resultaten van neurowetenschappers. In je brein wordt op verschillende niveaus gedacht; in het onderste deel van het brein gaat het vooral om snelheid, en in het voorste deel (de frontaal cortex) om de juistheid. De snelle denkprocessen van het lagere brein zouden daarbij overheersen. Beslissingen die je neemt staan onder invloed hiervan, en zijn vooral gebaseerd op irrationele motieven. Modern neurowetenschappelijk onderzoek ondersteunt ook dit idee. Met behulp van filmpjes die zicht geven op activiteit in het brein, blijkt dat beslissingen vaak al door het lagere brein genomen zijn, voordat het rationele brein er weet van heeft. Het hoeft er alleen nog maar zijn goedkeuring aan te geven. Cognitieve psychologie toont eveneens aan, dat het brein verstrikt kan raken in zijn eigen gedachtenspinsels. Als zich eenmaal bepaalde gedachten hebben genesteld, kleuren deze op hun beurt weer jouw waarneming van de dingen om je heen. De gedachte, dat mensen niet te vertrouwen zijn, zal bijvoorbeeld de aandacht sterk richten op ervaringen die dit idee bevestigen. Er vindt dus een circulair proces plaats, waarbij gedachten over de werkelijkheid invloed hebben op de waarneming. Dit gegeven speelt een belangrijke rol bij het ontstaan en de instandhouding van psychische stoornissen. De voorstelling die jouw brein van de werkelijkheid maakt, kan selectieve vertekeningen bevatten, zonder dat jouw (bewuste) brein daar erg in heeft.
De bovenstaande inzichten over je brein liggen ten grondslag aan de theorie achter brainbased cognitieve gedragstherapie (bb-cgt). We kunnen ze als volgt samenvatten:
• Jouw brein is een belangrijk coördinatiecentrum in je lijf. Het is een knooppunt van alle fysieke en mentale activiteit.
• De meeste activiteit in je brein vindt onbewust plaats. Je bewustzijn is in staat om slechts een gering deel van deze activiteit waar te nemen en te beïnvloeden. Een groot deel van je gedachten en emotionele reacties, en veel gewoontereacties zijn het resultaat van deze onbewuste breinactiviteit.
• In je brein zijn verschillende krachten actief, die samenwerken maar ook met elkaar strijden. Zo onderscheiden we gewoonlijk activiteit in het voorste hersendeel (de frontaal cortex) en die in het lagere hersendeel (limbisch systeem en hersenstam). Meer specifiek zijn in je brein neurale circuits actief, die ten grondslag liggen aan lichamelijke activiteit, je denken, voelen en je handelen.
• De mogelijkheid tot sturing van je brein zit in je frontaal cortex. Dit hersendeel biedt de mogelijkheid tot zelfcontrole.

Add Your Comment