In dit pamflet zal ik kort weergegeven, wat brain-based cognitive behavior therapy (bb-cbt) is, en hoe je deze nieuwe vorm van psychotherapie kunt toepassen bij de aanpak van emotionele problemen. Brain-based cognitieve gedragstherapie (bb-cgt) combineert inzichten uit moderne neurowetenschappen met technieken uit cognitieve gedragstherapie (cgt). Daarnaast worden ook andere interventies toegepast die aantoonbaar effectief zijn bij de behandeling van psychische klachten: voedingsvoorschriften, beweging, relaxatie- en meditatietechnieken, neurofeedback en biofeedback.
De kennis over de werking van ons brein heeft de afgelopen 25 jaar een grote vlucht genomen. De belangrijkste ontdekking is het gegeven, dat de meest breinactiviteit onbewust plaatsvindt. Je brein doet meer, dan jij weet. Daarnaast blijkt, dat je brein niet uitsluitend reactief is, zoals verondersteld wordt binnen de traditionele leertheorieën. Het anticipeert ook op dingen die staan te gebeuren. Je brein doet voorspellingen over de wereld waarin je leeft, en het bouwt op die manier kennis op. Het maakt een voorstelling (mentaal plaatje) van de werkelijkheid, zoals die zou kunnen zijn. De werkelijkheid zélf zullen we nooit kennen; we kennen enkel het plaatje dat ons brein gemaakt heeft. Dit is een belangrijke ontdekking, en leidt tot het inzicht dat we niet op de werkelijkheid zelf reageren, maar op de voorstelling ervan in ons brein. Dit inzicht kunnen we kort samenvatten met het ABC van ons gedrag, waarbij A staat voor de werkelijkheid waarin we leven, B voor het plaatje dat ons brein daarvan maakt, en C voor onze reacties. Deze reacties kunnen we weer opsplitsen in vier niveaus: wat er op lichamelijk niveau gebeurt (fysiologie), wat er op emotioneel niveau gebeurt (emotie), wat op cognitief niveau gebeurt (denken), en ten slotte wat we doen (motivatie).
A —————–> B ————————–> C
de werkelijkheid brein: voorstelling reactie
Dat ons onbewuste brein belangrijk is, werd ruim honderd jaar geleden al beweerd door de Weense psychiater Sigmund Freud (1856-1939). Hij ontdekte dat die onbewuste activiteit niet alleen bestond uit fysiologische processen, maar ook uit onbewuste gedachten, emoties en motieven (de onbewuste geest). Freud stelde dat in ieder van ons een strijd wordt gevoerd tussen deze onbewuste geest en het bewustzijn. Hij ontwikkelde deze theorie in een tijd, dat nog weinig bekend was over de precieze gang van zaken in het brein. Inmiddels is duidelijk, dat hij wat dit betreft zijn tijd vooruit was. Modern neurowetenschappelijk onderzoek toont namelijk aan, dat ons bewustzijn toegang heeft tot slechts een beperkt deel van het brein. Ook blijkt, dat in ons brein tegenstrijdige krachten actief zijn, en hebben daarbij de onbewuste en irrationele krachten vaak de overhand. Wij zijn niet de redelijke wezens, die we denken te zijn, en ons gedrag wordt vaak gestuurd door instincten en impulsen. Deze onbewuste activiteiten vinden vooral plaats in het lagere deel van het brein (hersenstam, limbisch systeem), terwijl de bewuste activiteit in het voorste deel van het brein (prefrontaal cortex) wordt gelokaliseerd. De prefrontaal cortex stelt ons in staat om de
Figuur 1: Het gelaagde brein
Je brein bestaat uit drie delen: de cortex, het limbisch systeem en de hersenstam. De (frontaal)cortex steltje in staat om je reacties te overdenken, en bij te sturen. Het limbisch systeem speelt een belangrijke rol bij je emotionele reacties. In de hersenstam zitten de overlevingsreacties opgeslagen.
impulsen van het onbewuste brein af te remmen, en impulsief gedrag te vervangen door doelgericht gedrag. Daardoor ontstaat een gevoel van zelfcontrole. Daarmee is de invloed van het onbewuste brein nog niet verdwenen, maar hooguit afgezwakt. Freud bestudeerde vooral de rol die instincten spelen bij onze onbewuste breinactiviteit, en stelde zoals zijn voorganger en inspirator Charles Darwin (1809-1882), dat ons onbewuste brein vooral gemotiveerd wordt door een overlevingsdrang: het behoud van de soort en zelfbehoud. Bijna alles wat we doen, is hier uiteindelijk op terug te leiden.
Hoe het onbewuste brein werkt, is vooral bestudeerd door leerpsychologen. Zij ontdekten twee leerprincipes, die beschrijven hoe het onbewuste kennis opbouwt. De klassieke conditionering is een vorm van leren, die is ontdekt door de Russische neurofysioloog Ivan Pavlov. Het is in de leerpsychologie geïntroduceerd door John Watson (1878- 1958). Wanneer gebeurtenissen gelijktijdig optreden, veronderstelt je brein, dat sprake is van een samenhang. Het reageert dan als de honden van Pavlov, die begonnen te kwijlen als een belletje afging . Ook je onbewuste brein kan gemakkelijk ervaringen aan elkaar koppelen, en de hersenkern die daarin een belangrijke rol speelt is de Amygdala (zie figuur 1). Ze speelt een belangrijke rol bij ons emotionele geheugen. Een tweede leerprincipe is de operante conditionering, en dit is vooral bestudeerd door de Amerikaanse psycholoog Burrhus Skinner (1904-1990). Hij ontdekte, dat ons onbewuste brein zich sterk laat leiden door beloningen (reinforcers). Skinner deed vooral onderzoek met dieren (zijn favorieten waren duiven), en beschreef hoe hun gedrag vooral wordt bepaald door het effect, en dan vooral op de korte termijn. Als gedrag positieve gevolgen heeft, dan zal de kans toenemen dat het herhaald wordt. Zijn inzicht kunnen we verklaren door hetgeen inmiddels bekend is over het beloningssysteem, een circuit in het brein dat verantwoordelijk is voor genot. Ons brein kan gemakkelijk gegijzeld worden door de behoefte aan snelle beloningen, waardoor we eerder geneigd zijn om dingen te doen die goed voelen, dan dingen die goed zijn.
De cellen in je brein (neuronen) zijn gespecialiseerd in het doorgeven van informatie. Deze activiteit noemen we gewoonlijk denken, en dit is het onderzoeksgebied van cognitieve psychologen. Zij proberen door middel van experimenteel onderzoek vast te tellen, hoe het brein redeneert. De reden daarvoor is simpel; als we weten hoe het brein redeneert, dan begrijpen we daardoor ook beter waarom we reageren zoals we reageren. Cognitieve psychologie is inmiddels uitgegroeid tot een zeer belangrijke stroming binnen de wetenschappelijke psychologie, en een belangrijke vertegenwoordiger van deze richting is Daniel Kahneman (1934-) . Hij deed samen met collega Amos Tversky (1937- 1996) talrijke onderzoeken rond het thema besluitvorming, om te achterhalen hoe mensen denken. Kahneman stelt, dat in ons brein gelijktijdig twee denkprocessen plaatsvinden: het snelle en globale denken dat gevoelig is voor foutenbronnen en het tragere, rationele denken dat iets gedetailleerder is. Hij concludeert uit de vele onderzoeken die hij deed, dat ons rationele denken vaak verstoord wordt door het snelle, intuïtieve denken. Beslissingen die we nemen, zijn daardoor vaak niet rationeel, maar ze worden sterk beïnvloed door irrationele motivaties. Kort samengevat komt het er vaak op neer, dat we iets besluiten, en daar vervolgens redelijke verklaringen voor geven. Wij worden aangestuurd door een brein, dat niet zo logisch is als we zelf graag zouden zijn.
De bovenstaande inzichten over ons brein liggen ten grondslag aan de theorie achter breingerichte psychotherapie. We kunnen deze als volgt samenvatten:
• Jouw brein is een belangrijk coördinatiecentrum in je lijf. Het is een knooppunt van alle fysieke en mentale activiteit.
• De meeste activiteit in je brein vindt onbewust plaats. Je bewustzijn is in staat om slechts een gering deel van deze activiteit waar te nemen. Onze emotionele reacties en veel gewoontereacties zijn het resultaat van deze onbewuste breinactiviteit.
• In je brein is sprake van verschillende krachten, die samenwerken maar ook met elkaar strijden. Zo onderscheiden we gewoonlijk activiteit in het voorste hersendeel (de frontaal cortex) en die in het lagere hersendeel (limbisch systeem en hersenstam). Meer specifiek zijn in het brein neurale circuits actief, die ten grondslag liggen aan lichamelijke activiteit, ons denken, voelen en ons handelen.
• De mogelijkheid tot sturing van je brein zit in je frontaal cortex. Dit hersendeel biedt de mogelijkheid tot zelfcontrole.